Opnieuw nadenken over de manier waarop we adviescentra voor universiteiten evalueren

0
27

De komende publicatie van de eerste nationale ranglijst van de College Football Playoff voor 2025 benadrukt een terugkerend debat: de waarde en impact van nationale ranglijsten. Deze discussie reikt verder dan de atletiek en strekt zich uit tot het hoger onderwijs zelf, waar publicaties regelmatig ranglijsten publiceren van campusadviescentra. Er ontstaan ​​echter steeds meer zorgen over het nut en de potentiële schade van deze ranglijsten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg.

De zorgen rond bestaande classificatiesystemen

In 2024 bracht een rapport van Forbes.com de zorgen aan het licht die werden gedeeld door leden van de Association for University and College Counseling Center Directors (AUCCCD) over de ranglijst van geestelijke gezondheidszorg. Hun zorgen concentreerden zich op de inherente problemen van het vergelijken van instellingen over de hele linie, het gebrek aan consistente meetpraktijken en de verschuiving naar een model dat waarde beoordeelt op basis van externe ranglijsten. Deze zorgen blijven relevant nu er wordt gekeken naar ranglijsten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg die in 2025 zijn gepubliceerd. Uit de recente ranglijst van Best Student Support and Counseling Services van de Princeton Review blijkt bijvoorbeeld dat slechts twee van de 25 beste scholen een voltijds inschrijving van meer dan 10.000 studenten hebben – een aanzienlijk verschil.

Het pleidooi voor op standaarden gebaseerde evaluatie

Een recent rapport op Research.com onderstreept de potentiële voordelen van een op standaarden gebaseerd beoordelingssysteem. Deze voordelen omvatten onder meer de focus op het beheersen van specifieke criteria, het geven van gerichte feedback voor verbetering en het mogelijk maken van voortgangsregistratie in de loop van de tijd. Hoewel het rapport zich richt op academische prestaties, kunnen de principes ervan worden toegepast bij het beoordelen van campusadviescentra. Het eenvoudigweg rangschikken van centra als ‘beter’ of ‘slechter’ in verschillende instellingen ontbeert een betekenisvolle context. In plaats daarvan levert een focus op hoe een centrum voldoet aan de professionele normen, de specifieke sterke punten en beperkingen ervan, en de prestatietrends over meerdere jaren een nuttiger evaluatie op.

Subjectiviteit versus objectieve gegevens

Veel nationale ranglijsten zijn gebaseerd op subjectieve percepties – vaak de mening van studenten. De ranglijst van de Princeton Review is bijvoorbeeld gebaseerd op feedback van studenten, maar biedt weinig details over het aantal studenten dat wordt bediend, de redenen achter de reacties of het percentage studenten dat aan de enquête heeft deelgenomen. Dit gebrek aan objectieve criteria roept zorgen op.

Professionele organisaties spelen een cruciale rol bij het vaststellen van benchmarknormen voor het vakgebied. De AUCCCD voert bijvoorbeeld jaarlijks enquêtes uit onder de directeuren van adviescentra. Deze onderzoeken leveren objectieve gegevens op over belangrijke operationele factoren, zoals wachttijden, het aanbod aan diensten, de personeelsbezetting, de impact van begeleiding op het vasthouden van studenten en de bezettingsgraad. Deze gegevens bieden een nauwkeuriger beeld van de prestaties van een centrum.

Waarom concurrentie niet het doel is

In tegenstelling tot collegiale atletiekteams concurreren universiteitsadviescentra niet rechtstreeks met elkaar. Regisseurs werken vaak samen en wisselen vrijelijk innovatieve ideeën uit. Bovendien delen de meeste adviescentra de missie om tegemoet te komen aan de unieke geestelijke gezondheidszorgbehoeften van hun specifieke campusgemeenschap. Gezien de aanzienlijke variatie in campusomgevingen en studentendemografie is het jaarlijks rangschikken van centra tegen elkaar inherent onrealistisch.

Het rechtstreeks verzamelen van feedback van studenten is uiteraard van cruciaal belang. Dit is de reden waarom de meeste adviescentra actief feedbackgegevens van hun cliënten verzamelen – informatie die zelden wordt opgenomen in nationale ranglijsten. Er bestaat ook bezorgdheid dat deze ranglijsten mogelijk niet worden ontwikkeld of beoordeeld door professionals in de geestelijke gezondheidszorg, waardoor hun geloofwaardigheid mogelijk wordt ondermijnd. Bovendien vermoeden sommigen dat het opstellen van ranglijsten op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg in de eerste plaats bedoeld is om publiciteit te genereren.

Het is onrealistisch om adviescentra elk jaar tegen elkaar te vergelijken, gezien de aanzienlijke variatie in campusomgevingen en studentendemografie.

Gezien de soortgelijke zorgen rond de ranglijsten van universiteitsvoetbal, is de sport getuige geweest van een verschuiving in de manier waarop nationale ranglijsten worden waargenomen. Het is waarschijnlijk dat een soortgelijke evolutie nodig is voor de ranglijsten van de geestelijke gezondheidszorg in het hoger onderwijs, waarbij we afstappen van vergelijkende lijsten en naar een systeem dat gebaseerd is op transparante standaarden en voortdurende evaluatie.

De huidige aanpak voor het evalueren van adviescentra op universiteiten moet opnieuw worden onderzocht. Een beweging in de richting van transparante standaarden en voortdurende beoordelingen, in plaats van vergelijkende ranglijsten, belooft een waardevoller en ondersteunend systeem voor zowel studenten als instellingen